Geschiedenis/Historie
De eerste prehistorische mensen leefden in Sauerland in druipsteengrotten die ontstaan waren ruim 300 miljoen jaar geleden door erosie van oude kalklagen. Het eerste bewijs van leven van deze prehistorische mensen is gevonden in de periode 2700 – 2100 voor Christus. In deze zogenaamde Bilsteinhöhle is koper aangetroffen, wat een bewijs vormt voor bewoning in de klokbekercultuur. Ruim 500 jaar voor Christus was de streek erg interessant voor de Keltische bewoners. Zij troffen hier ijzer aan wat in die tijd belangrijk was. In de periode tot in de late 19e eeuw heeft het ijzer altijd een centrale positie ingenomen en is een belangrijke economische bron gebleven. Toen de Kelten verder trokken kwamen vanuit het noorden de Saksen naar Sauerland en maakten dit tot hun leefgebied. In de omgeving van Brilon hebben gedurende een korte periode Romeinen gebivakkeerd en hebben daar lood gewonnen.
De handel en hanzetijd
Enkele grote handelswegen liepen dwars door Sauerland wat ervoor zorgde dat diverse plaatsen in Sauerland en aangrenzende streken zich tot bruisende gemeenschappen konden ontwikkelen. Medebach was een belangrijke plaats in die tijd met een florerende handel. Zo konden ook steden als Schmallenberg, Arnsberg, Brilon, Attendorn, Lüdenscheid, Altena en Plettenberg optimaal profiteren. Ook Soest was aangesloten bij de Hanze en een belangrijke stad in die tijd. De handel bracht welvaart en zorgde voor uitwisseling van kennis en goederen. Maar niet geheel Sauerland profiteerde hiervan. Een groot deel van Sauerland, vooral de hoger gelegen delen, hebben lange tijd in isolement verkeerd.
Kerk, keurvorsten en macht
In de 8e eeuw na Christus In de 8e eeuw na Christus heeft zich vanuit de kerk een belangrijk machtscentrum ontwikkeld. De missionaris Bonifatius trok in die tijd Sauerland door en stichtte veel kloosters zoals in Fritzlar. Rond 800 na Christus waren er in Sauerland diverse parochies zoals in Schmallenberg, Medebach, Marsberg, Menden, Attendorn, Hüsten en Rüthen. Deze verspreide parochies zorgden ervoor dat veel heidense volkeren zich gingen bekeren tot het christendom. Ook kreeg de Duitse taal in die tijd gestalte en werd het gebruikt als verzamelnaam voor de diverse talen in Sauerland. In de 12e eeuw na Christus brak een nieuwe periode aan met de opmars van de regionale vorsten. Dit betekende een verkleining en versnippering van de macht van het Heilige Roomse Rijk. De eerste grote burchten verrezen in de graafschappen Berg, Nassau en Altena.
Nassauers uit Siegen
De eerste voorouder van het geslacht Nassau is Rupert, graaf van Siegen. Vele generaties lang heeft de familie Nassau haar bezittingen uitgebreid tussen het Westerwald en de Taunus. In 1421 kregen de Nassauers de heerschappij over de stad Siegen en de burcht. Willem I, graaf van Nassau en prins van Oranje (1533 – 1584) was een nazaat van Rupert. Keizer Karel V en Filips II hebben Willem I veel steun gegeven en ervoor gezorgd dat hij een voorspoedige carrière had. Later in zijn leven nam Willem I afstand van het keizerlijke hof en werden zijn bezittingen in Nederland verbeurd verklaard. Een ommeslag hierin kwam met de oorlog tegen Spanje. Willem I verzamelde op de Ginsburger Heide bij Hilgenbach een leger en trok ten strijde tegen de Spaanse veldheer Alba. Hij won het gevecht en dit succes bracht hem terug aan de macht. Zijn twee zonen Maurits (uit het huwelijk met Anna van Saksen) en Frederik Hendrik (uit het huwelijk met Louise de Coligny) volgden hem op als stadhouder, graaf en prins. Allen hadden zij hun domicilie in Nederland.
Westfalen
In de late middeleeuwen was er in het hertogdom Westfalen, zoals in 1180 in de statuten was vastgelegd, een heftige strijd tussen de Keulse bisschop, de graven van Arnsberg en de vorsten van de mark Altena. Aan het einde van de 18e eeuw had de aartsbisschop en keurvorst van Keulen nog maar een geringe machtsbasis en alleen nog zeggenschap in het gebied van de hedendaagse districten Olpe en Hochsauerland. De andere delen, die in het westen lagen, behoorden vanaf 1500 toe aan Bourgondië. In 1807 maakte Napoleon hier het koninkrijk Westfalen van. In 1815 bij het Weense Congres werd het koninkrijk Westfalen aan Pruisen toebedeeld.
Industriële ontwikkeling
Waterkracht, kolen, erts en hout zorgde voor de ontwikkeling van de industrie. Altena en Warstein waren centra waar spijkers en naalden werden vervaardigd. Siegerland was het centrum van de ijzerwinning, dat in het westen van Sauerland werd verwerkt tot staal en blik. Met de opkomst van het Ruhrgebied was er een grote behoefte aan houtskool. Gevolg was dat er veel bos werd gekapt in Sauerland om de houtskool uit de ondergrond te kunnen halen. In het noordelijk gedeelte van Sauerland kwam men hiertegen in opstond. Dit waren de eerste arbeidersopstanden en de opkomst van het socialisme.
1900-1945
Vooral vanuit het Ruhrgebied nam de vraag naar waterkracht en elektriciteit toe aan het begin van de 20e eeuw. Men begon daarom vanaf 1900 grote stuwmeren zoals de Edersee en de Möhnesee aan te leggen in Sauerland. In de Tweede Wereldoorlog werden deze stuwmeren gebombardeerd door de geallieerden. Het Ruhrgebied had geen stroom meer en achterliggende dorpen overstroomden. In Lüdenscheid gingen dwangarbeiders aan het werk en kort voor het eind van de oorlog werden bij Eversberg meer dan 200 dwangarbeiders geëxecuteerd.
Wandelen en toerisme
Veel in Sauerland is altijd bij het oude gebleven en in een mooie historische staat wat het aantrekkelijk maakt voor het toerisme. Achtergrond hiervan is dat Sauerland een groot deel de geschiedenis in isolement heeft verkeerd en weinig invloeden van buitenaf heeft gehad. Er zijn vele vakwerkhuizen met religieus getinte opschriften, diverse kleinschalige boerenbedrijfjes en sfeervolle en charmante historische plaatsjes. Aan het eind van de 19e eeuw kwam het toerisme op gang en was er al een uitgebreid wandelnetwerk van gemarkeerde paden. Heilzaam water en zuivere lucht werden echte handelsartikelen uit Sauerland. Sindsdien is het toerisme van groot belang in Sauerland.